Ontwikkelingsperspectief (OPP)
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen met specifieke onderwijsbehoeften de meeste voortgang boeken als zij zo lang mogelijk bij het programma van hun groep gehouden worden, zo nodig aangevuld met extra oefening en verlengde instructie. Op de Hoeve zijn er meerdere kinderen die vanwege hun specifieke onderwijsbehoeften geheel of gedeeltelijk zijn losgekoppeld van het reguliere leerstofinhoud van de groep, en een eigen leerlijn hebben. Soms is dit een eigen leerlijn voor taal en rekenen, soms is dit een eigen leerlijn voor slechts één vak. Deze kinderen doen niet mee met de reguliere eindtoets en de reguliere tussentijdse toetsen die op bepaalde momenten in het schooljaar gelden voor hun groep. Soms kan een kind, al dan niet gedeeltelijk, wel mee doen.
Het is belangrijk om aan te tonen (verantwoorden) dat deze kinderen als gevolg van beperktere of uitstekende capaciteiten een eigen leerlijn hebben en voldoende voortgang boeken en blijven boeken. Dat kan gebeuren met behulp van een ontwikkelingsperspectief. Voor het onderbouwen van een ontwikkelingsperspectief is een psychologisch onderzoek of een pedagogisch-didactisch onderzoek in samenhang met het CITO-leerlingvolgsysteem nodig. Dit onderzoek wordt afgenomen door een orthopedagoog.
Met onderzoeksgegevens van de orthopedagoog wordt door het zorgteam, bestaande uit de directie, de interne begeleider en de remedial teacher, bekeken of het opstellen van een ontwikkelingsperspectief wenselijk is. De onderzoeksgegevens worden met de ouders en de leerkracht besproken. Samen met de interne begeleider wordt besloten of het kind een ontwikkelingsperspectief krijgt.
Een ontwikkelingsperspectief is een document waarin beschreven staat welke ontwikkeling bij een kind te verwachten is. Dit perspectief wordt onderbouwd door diverse gegevens, zoals een beschrijving van de beschermende en belemmerende factoren van een kind, onderzoeksgegevens, toetsgegevens en het huidige leerrendement van het kind. Het leerrendement wordt gemeten door het afnemen van (Cito-)toetsen. Van het kind wordt het theoretische en het reële leerrendement vastgesteld. Het theoretische leerrendement wordt bepaald met behulp van de tabel ‘Analyse en waardering van opbrengsten’ van de Inspectie van Onderwijs (2009). Het reële leerrendement wordt bepaald op basis van drie toetsmomenten.
Op basis van die gegevens wordt de leerrendementsverwachting en het verwachte uitstroomniveau op het gebied van technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen vastgesteld. Ook wordt de verwachte uitstroombestemming van het kind benoemd. Tevens staat in het ontwikkelingsperspectief per schooljaar beschreven welke doelen worden nagestreefd op korte en lange termijn en welke begeleiding kinderen krijgen van de leerkracht, de RT-er, externe specialisten en ouders. Het ontwikkelingsperspectief is uitgangspunt voor de gesprekken met ouders over hun kind. Het kind krijgt uitleg over de gang van zaken en wordt zo nodig begeleid in het acceptatieproces.